zondag 9 oktober 2011

Citycamping

Tien jaar geleden ging ik voor het laatst kamperen met twee vriendinnen. We stonden op het meest winderige stukje rots van Bretagne, waar de hagel en regen ons geselden als ware het de Dag des Oordeels. En kampeerzondaars waren wij: gedwongen om onze soep au bain-marie in de afwasbak op te warmen, onze vingers open te halen aan het met een mes opengewerkte blik, de kurk door de wijnfles heen te duwen en deze uit de nog naar de oploskoffie van het laatste tankstation ruikende bekertjes op te drinken. Vervolgens doken we in onze plastic Carrefourtent, aangezien de stokken van het meegezeulde exemplaar nog in Groningen lagen. Het werd een korte vakantie.
Dit jaar waagde ik met mijn lief voor het eerst weer een poging. Gewapend met de charmecampingsgids van de ANWB kwamen we terecht op een klein, rustig ‘paradijsje voor de echte outdoorliefhebber’ in de Pyreneeën. Outdoorliefhebber, dat klonk wel als iets dat ik wilde worden. Hooggehakt en in mijn luchtige zomerjurkje werd ik minzaam toegeknikt door de reeds gesettelde afritsbroeken en bergschoenen. Toen we met enig gestuntel de tent overeind hadden en tevreden plaatsnamen in onze relaxfauteuils, werd mijn angstig vermoeden bevestigd dat we waren omsingeld door echte pro’s. Handige waterzakken met tap werden in de bomen gehesen, koffertjes ter grootte van een dobbelsteen uitgeklapt tot 8 persoonspicknicktafels, terwijl op de barbecue’s van drie verdiepingen de zelfgevangen visjes met wilde kruiden uit de omgeving al lagen te pruttelen. Met wc-rol discreet in mijn handtasje verstopt haastten wij ons naar de campingbar, waar wij ons voedden met het enige gerecht dat dit etablissement rijk was, diepvrieslasagne. Toen wij in onze slaapzakjes kropen zwollen de slagregens aan.
Smalend uitgezwaaid door de fleecejacks en regenponcho’s, vluchtten we de volgende ochtend naar een hotel met zwembad in zonnig Barcelona. Weg uit die klote-natuur, even uitblazen in een heerlijk lawaaierige, zwetende stad. Op de terugweg staan we aan de Costa Brava op een camping die ‘plaats biedt aan ruim 500 gezinnen’. Een ministad van alle gemakken voorzien. Sleurhutje mutje op elkaar. Als ik mijn katerige hoofd ’s ochtends naar buiten steek, veren de tientallen buren op anderhalve meter als stokstaartjes op en volgen iedere beweging. Maar ik voel mij er goed bij. Hier geen handige opvouwbare, lichtgewicht outdoorkampeergear, maar dezelfde logge relaxfauteuils als die van ons, hier en daar geflankeerd door een heuse satellietschotel. ’s Avonds vermaken we ons met het bestuderen van de jengelde kleuters, onzekere puberjeugd en hun samen zwijgende ouders.
Citycamping, voor als kamperen wel leuk moet blijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten